Gravensteen
Gent
Straat en nr.: |
Sint-Veerleplein |
Postnr. + gemeente: |
9000 Gent |
Telefoon: |
09/225 93
06 |
URL-adres: |
www.gent.be (toerisme) |
Openingsuren: |
-
zomerperiode (1/4 tot 30/9): alle dagen van 9 tot 18 u.
- winterperiode (1/10 tot 31/3): alle dagen van 9 tot 17 u.
Gesloten op 24, 25 en 31 december en 1 januari |
Toegangsprijs: |
-
individuele toegang: € 6
- groepen (vanaf 15 personen): € 3
- jongeren tem 25 jaar en senioren vanaf 55 jaar: € 1,20
- Gent museumpas: € 12,50
- scholen: € 1,20
- kinderen tem 12 jaar en inwoners van Gent: gratis |
Afstand tot de school: |
ongeveer
20 km |
Wegbeschrijving: |
- openbaar
vervoer: Tram 1, 10, 11, 12, 13, 40, 42 (halte Gravensteen) en Bus 3,
17, 18, 38, 39 (halte Korenmarkt)
- met de wagen: afrit 'Gent Centrum', richting centrum, Gele P-route
volgen. Er zijn enkele parkeergarages in de nabijheid van het
Gravensteen: parking Vrijdagmarkt (P1), parking Sint-Michiels (P7) of
parking Ramen (P8) |
Bezocht door: |
het vijfde
leerjaar |
Doelstellingen: |
- De
kinderen maken kennis met een gebouw uit de tijd van de burchten en
steden.
- Ze kunnen verwoorden op welke verschillende manieren deze burcht kon
verdedigd worden.
- Ze kunnen zich aan de hand van een verhaal inleven in de tijd van de
burchtheren. |
Beschrijving: |
De
kinderen krijgen een rondleiding in de verschillende delen van het
Gravensteen. Aan de hand van een verhaal maken ze kennis met het leven
in een burcht. Ze gaan samen met de gids op zoek naar de schat van het
Gravensteen.
Na de rondleiding gaan we samen nog op zoek naar enkele manieren om een
burcht te verdedigen. Naast de indrukwekkende architectuur van het
Gravensteen kunnen ze ook genieten van de prachtige historische
wapencollectie of gruwelen bij de collectie foltertuigen en
gerechtsvoorwerpen. |
Je kan
ook een bezoekje brengen aan de website van de stad Gent (www.gent.be)
en dan via 'toerisme' doorklikken naar de info over het Gravensteen.
 |
Van
grafelijke residentie tot katoenspinnerij, van kleine versterking met
houten gebouwen tot imposant kasteel, van machtssymbool tot toeristische
trekpleister … Het Gravensteen kende een bewogen geschiedenis van bouw,
verval en herwaardering. Hieronder lees je dit boeiend verhaal. In
‘graven naar het verleden’ worden de recentste opgravingen kort
toegelicht. |
Eerste
grafelijke residentie
|
|
 |
 |
 Voor
de bouw van een versterkte residentie kozen de graven van Vlaanderen een
hoge zandduin te midden van Leie-armen met moerassige oevers. Deze plek
kende al eerder een kortstondige bewoning in de Romeinse tijd (1ste-2de
eeuw), maar werd daarna opnieuw verlaten.
Op een ophoging, versterkt met hout, ontwikkelde zich de eerste
middeleeuwse bewoning. Rondom een groot centraal gebouw stonden verscheidene
bijgebouwtjes voor onder meer de opslag van graan en andere levensmiddelen.
Alle gebouwen waren van hout. Wellicht nam graaf Arnulf I (918-965) het
initiatief voor die bouwcampagne. In de ‘Miracula Bavonis’ (midden 10de
eeuw) wordt het gebied ‘novum castellum’ of nieuwe versterking genoemd. Er
woonden lederbewerkers en mogelijk was er ook al een kapel.
Een
stenen zaalgebouw verving de centrale houtbouw. Mogelijk gebeurde dit
omstreeks 1000. De drie grote zalen boven elkaar, de monumentale stenen
trap, de lichtopeningen, de wandhaarden en de latrines beklemtonen de luxe
en het comfort van die tijd. Het grote zaalgebouw, of ‘aula’, had vooral een
representatieve functie. De eigenlijke grafelijke leefruimte, of ‘camera’,
moet vlakbij gelegen hebben. Rondom stonden opnieuw houten nutsgebouwen. Een
toren en een omheining maakten het geheel compleet. Deze grafelijke
residentie was het centrum van een gewestelijke eenheid, of burggraafschap,
en vormde de basis voor het grafelijke leger in dat gewest.
Bij een volgende bouwfase ontstond het mottekasteel met opperhof en
voorhof. Rond het stenen zaalgebouw werd een motteheuvel gevormd. Dit
gebeurde met de aarde afkomstig van de rondom gegraven gracht. De vroegere
benedenzaal werd daardoor kelder. Allerlei houten bijgebouwen werden op het
motteplateau gebouwd. Een stenen poort en stenen omheining bakenden het
opperhof af van een voorhof, waar nutsgebouwen stonden. Mottekastelen waren
algemeen verspreid in de 11de en de 12de eeuw. Zo bevestigden de edelen, en
dus ook de graaf van Vlaanderen, hun aanwezigheid in een bepaald gebied
tegenover de vorst, andere edelen en ondergeschikten. Een grote brand
teisterde in 1176 het mottekasteel en de gebouwen op het voorhof.
|
 |
 |
 Een
Latijns opschrift boven de toegangspoort van het Gravensteen vertelt dat
graaf Filips (1168-1191) het kasteel bouwde in 1180. In die tijd vonden
zeker belangrijke verbouwingen plaats. De motteheuvel werd verhoogd en
verbreed als basis voor een nieuwe reeks houten bijgebouwen.
De centrale zaalconstructie werd opgetrokken tot een majestueuze donjon of
‘Hall Keep’ van zowat 30 m. Zo torende deze constructie toch nog uit boven
de hoge stenen huizen van de Gentse patriciërs aan de overzijde van de Leie.
De poort kreeg een voorbouw en sloot aan bij een omheining met 24
uitkragende torens. Stenen van diverse kleur gaven de militaire architectuur
een rijkelijke uitstraling.
In
dezelfde tijd werd het hele voorhof, ongeveer de plaats van het huidige
Sint-Veerleplein, grondig heringericht. Ter vervanging van de oude
burchtkapel werd een nieuwe stenen Sint-Veerlekerk gebouwd. Ze werd gewijd
op 30 juni 1216. Tussen 1190 en 1225 kwam de Sint-Veerleparochie tot stand
en konden bewoners van de grafelijke site ter plaatse worden begraven. Ook
de oudste vermelding van de grafelijke school stamt uit die tijd.
Korte tijd nadien verving men alle bijgebouwen van het opperhof door stenen
bouwsels. Overblijfselen daarvan zijn nu nog te zien in het oostelijke
bijgebouw (eigenlijk een monumentaal trappenhuis), in de zogenoemde
stallingen en in het zogenoemde huis van de graaf dat ook na de 13de eeuw
nog ingrijpende wijzigingen onderging.
|
 |
 |
De hele grafelijke site van het
Gravensteen lag aanvankelijk buiten de middeleeuwse handelsstad. Door
aankoop en andere verwervingen wisten de schepenen van de stad Gent hun
gebied in de 13de eeuw uit te breiden van zowat 80 tot 644 hectaren.
Ook het grafelijke voorhof maakte vanaf 1274 deel uit van het schependom. De
grachten langs het Sint-Veerleplein en de Geldmunt slibden dicht. Op deze
opvullingen en langs een tot riool gereduceerde gracht bouwden tal van
stadslieden huizen. Tot omstreeks 1900 onttrokken ze het grafelijke kasteel
grotendeels aan het zicht.
Het opperhof
bleef een grafelijke enclave in de uitgebreide stad. Ook toen graaf Lodewijk
van Male (1346-1384) de residentiële functie verplaatste naar het Hof ten
Walle (het latere Prinsenhof) behield het Gravensteen zijn algemene
bestuursfunctie in het graafschap Vlaanderen. De grote ontvangsten en
feesten vonden verder plaats in het oude kasteel. Zo bijvoorbeeld de
prestigieuze vergadering van de orde van het Gulden Vlies in 1445. Verder
was ook het grafelijke muntatelier er gevestigd.
Het leenhof van de Oudburg, de door graaf Filips ingestelde rechtbank,
hield verder zitting in het Gravensteen. Zo ook de overkoepelende hogere
rechtbank, de Raad van Vlaanderen, die in 1407 naar Gent verhuisde. Voor het
functioneren van beide gerechtshoven trok men nieuwe gebouwen op met
rechtszalen, griffieën, kerkers, en zo meer.
|
 |
 |
 In
de 18de eeuw (Oostenrijkse tijd) verloor het hof zijn interesse voor het
Gravensteen en besloot om het te verkopen. Uiteindelijk kocht Jean-Denis
Brismaille het voormalige opperhof van het Gravensteen en bouwde dit om tot
een industrieel complex. Een metaalconstructie-atelier en katoenspinnerijen
vonden onderdak in het rechtsgebouw van de Oudburg en in de donjon. Andere
gebouwen dienden als huisvesting voor vijftig arbeidersgezinnen. Bij de
poort trok Brismaille een directeurswoning op.
Deze omvorming van een groot complex als het Gravensteen is kenmerkend
voor de eerste industriële ontplooiing in Gent. Later verhuisden de
bedrijven en de arbeiderswoningen naar de rand van de stad. Een volledig
vervallen Gravensteen was klaar voor de sloop. Voor het grootste deel van de
Gentse opinie was het kasteel een symbool van machtsmisbruik, feodale
onderdrukking, gruwelijke foltermethodes en onverdraagzame inquisitie.
|
 |
 |
De herwaardering van het Gravensteen ving aan in de late
19de eeuw. Het rijk en de stad kochten het geheel van het vroegere opperhof
in diverse etappes uit particulier bezit terug. Bij de ontmantelingswerken
werd vrijwel alles wat niet van Doornikse steen was verwijderd. Zo kwamen de
imposante resten van het middeleeuwse kasteel te voorschijn. Na jaren van
administratieve problemen en discussies startte een eerste grote
restauratie.
In de voetsporen van de grote Franse restaurateur Eugène Viollet-le-Duc
(1814-1879) opteerde ook architect Joseph De Waele voor een romantische
interpretatie van het kasteel ten tijde van graaf Filips. Zo ziet het
Gravensteen er nu uit, maar zo heeft het er in feite nooit echt uitgezien.
Heel wat details, zoals bijvoorbeeld de platte daken en de vensters van het
oostelijke bijgebouw, gaan zeker niet terug op een middeleeuwse situatie.
Door de restauratie kreeg het Gravensteen evenwel een nieuwe betekenis. Als
het meest bezochte toeristische monument in Gent verwierf het een
wereldfaam. Dit was al zo bij de Wereldtentoonstelling van 1913.
|
 |
 |
Hoewel het Gravensteen gedurende de hele 20ste eeuw
één van de meest bezochte monumenten in Gent bleef, had men weinig aandacht
voor het instandhouden ervan. Dit leidde tot verval en
stabiliteitsproblemen. Ook wetenschappelijk gezien was het Gravensteen één
van de minst bekende grote monumenten van Noordwest-Europa. Een eerste reeks
opgravingen in 1951-1954 gaven een nieuwe aanzet.
De nieuwe herwaardering ging definitief van start met de viering van ‘800
jaar Gravensteen’ in 1980, onder impuls van Joan Vandenhoute (1951-1981).
Een diagnose van de grootste problemen leidde tot een restauratieprogramma
in diverse fazen. Alle consoliderings- en restauratiewerken worden
voorafgegaan door nieuw archeologisch bodem- en muuronderzoek.
Terzelfdertijd zoekt de stad Gent naar nieuwe vormen voor de culturele en
toeristische beleving van dit unieke Gentse monument. Zo opent begin 2002
naast het Gerechtsmuseum ook het Wapenmuseum.
|
 |
 |
In 2000 en 2001 leidde de Dienst Stadsarcheologie van
de Stad Gent nieuwe opgravingen in het Gravensteen. Ze vormden een
vooronderzoek voor de restauratie van de omwalling die bij het poortgebouw
aanving en langsheen de Geldmunt tot aan de Lieve wordt verdergezet. Een
hele reeks sporen die bij de opgravingen werden aangetroffen, hebben te
maken met de middeleeuwse geschiedenis: van de eerste nederzetting uit de
10de eeuw tot de opbouw van een motte in diverse fazen rondom het centrale
stenen gebouw uit de 11de eeuw.
Heel wat hout, mogelijk afkomstig van verstevigingen, wordt thans nog verder
onderzocht in verscheidene laboratoria (voor onder meer dendrochronologie of
jaarringenonderzoek en radiokoolstof- of C14-datering). Andere gegevens
hebben te maken met de bouw van de omwalling, de aanleg van de zogenoemde
stallingen tussen de motte en de walmuur, het dempen en bebouwen van de
oostelijke slotgracht, gebouwen van de Raad van Vlaanderen en skeletten die
in 1904 voor het eerst werden gevonden.
|